Home > Plateel Geschiedenis


Plateel 1940 t/m Nu

Tweede Wereldoorlog

 

Voor de keramische industrie betekende het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog een drastische beperking van de productie van siergoed en een toename van gebruiksgoed, in verband met dreigend tekort. Er werd prioriteit gegeven aan goedkoop eenvoudig gebruiksgoed. In 1943 werd verplicht 90% geleverd aan Duitsland en de overige 10% was uitsluitend bestemd voor Nederlanders wier woonplaats oorlogsschade had ondervonden.

 

1945 tot zestiger jaren

 

Na de Tweede Wereldoorlog, tot eind jaren 60, is er een opleving geweest van de productie met name van het gebruiksaardewerk.

De productie herstelde zich na de oorlog, onder strenge overheidsbepalingen, langzaam. Niet alleen voedsel, maar ook aardewerk werd via een distributiesysteem (tot 1952) verdeeld onder de bevolking. Het Utilitysysteem beperkte tot uitsluitend eenvoudig aardewerk, eventueel werd een simpel decor toegestaan (Potterie de Driehoek, Zaalberg's verzet). De klei in de naoorlogse periode was vaak van slechte kwaliteit en de productie bestond uit opnieuw uitgebrachte oude modellen.

 

In de jaren vijftig begon de Nederlandse economie zich te stabiliseren en werd het distributiestelsel opgeheven. Door toenemende belangstelling van koopkrachtiger publiek gingen de verschillende bedrijven zich, wat kwaliteit en vormgeving betreft, op bepaalde doelgroepen richtten.

Seriematig gebruiksgoed werd vervaardigd, waaruit blijkt dat verkoopbaarheid en artistieke kwaliteit verenigbaar kunnen zijn. De aardewerkondernemingen Fris Edam en Ravelli gaven het Nederlandse aardewerk in de jaren vijftig een nieuw elan. Het aardewerk had gewelfde, asymmetrische vormen. Het kunststof serviesgoed van Melamine uit Amerika sloeg in Europa in de jaren 50 niet aan, maar om de concurrentie voor te blijven gingen de fabrieken over op een harder soort aardewerkscherf voor oven-gerechten.

 

Smaak

 

De ongedecoreerde en weloverwogen vormgeving van Fris sprak de jonge, meestal hoogopgeleide mensen aan en het oudere behoudende publiek bleef de traditie trouw met plateel van Goedewaagen en Zuid Holland. Het aanbod van de Maastrichtse bedrijven was ruim gesorteerd en bereikte daardoor alle lagen van de bevolking.

 

Eind jaren 60 tot tachtig

 

Halverwege de 60-er jaren zette zich er een achteruitgang in de aardewerkindustrie onder druk van goedkope import uit de Oostbloklanden èn een verlaging van de E.E.G. invoertarieven.

Nederland bevond zich in een hoogconjunctuur en aardewerk had een slechte naam door de slechte naoorlogse technische kwaliteit. Het bezit van een compleet servies van porselein was een statussymbool geworden.

Door stagnerende afzet verslechterde de positie van de Nederlandse aardewerkfabrieken in versterkte mate. Er werd overgegaan op mechanisatie van het productieproces door stijgende loonkosten, hogere energiekosten en verminderd aanbod van arbeiders. Elektrische klokovens vervingen de turfovens, draaien en persen verving het gieten. Transfers en zeefdruk in plaats van het arbeidsintensieve handgeschilderde decor. Mede hierdoor kregen de aardewerkmodellen strakke en rechte vormen. Verplaatsing van de fabrieken naar lager loonkostende gemeentes, zo verhuisde Flora van Gouda naar Hardenberg en Goedewaagen vertrok eveneens uit Gouda naar Nieuw Buinen.

 

De productie van complete serviezen was uitgezonderd bij de fabriek De Driehoek of Hotelporselein nagenoeg uitgestorven. De huisvrouw had geen belangstelling meer voor serviesonderdelen welke alleen de ruimte in de kast innamen en er nooit uitkwamen.Fabrikanten gingen kleinere sets en losse delen aanbieden. Bloemisterijartikelen en Delfsblauw en Polychroom sieraardewerk werden nu vervaardigd.

 

Malaise in de keramische industrie

 

Tegenwoordig wordt de aardewerkmarkt, wat betreft de serviezen, in Nederland beheerst door de buitenlandse massagoedaanbieders. Er blijft echter nog altijd behoefte bestaan voor echt ambachtelijk serviesgoed. Alleen Mosa probeert zich nog in het buitenland met servie­zen te profileren. Voor de productie van sieraardewerk worden weer kunstenaars aangetrokken, zoals bijv. Frans Molenaar, Marte Röling of Jan des Bouvrie.

Het Nederlandse gebruiksgoed, als trendvolger, geeft een goede weerspiegeling van de internationale mode.

 

De één en twintigste eeuw

 

We staan aan het begin van de 21-ste eeuw en we kijken terug op een stuk vaderlands geschiedenis, waaraan een ieder heeft deelgenomen. Elk huishouden was wel opgesierd met serviesdelen dan wel met sieraardewerk. Bewust aanwezig waren in het begin van de 20 ste eeuw  platele vazen van Rozenburg en Zuid Holland voor de liefhebber, en onbewust, als servies waarvan iedere dag gewoon gegeten werd.

 

Sinds een aantal jaren wil een steeds groter wordende groep verzamelaars er meer van weten, waarom zag het er zo uit en door wie werd het gemaakt?

 

De wereldwijd gaan meer en meer grenzen open en wat is er dan leuker dan iets uit de eigen familiehistorie op tafel of in de kast te zetten om te kunnen bewonderen.